zaterdag 5 januari 2019

The Population Bomb, Paul Ehrlich


We zijn (niet) met te veel

De explosieve bevolkingsgroei zal leiden tot een totale ineenstorting van de mondiale orde, voorspelde bioloog Paul Ehrlich in 1968. Inmiddels telt de wereldbevolking zeven miljard mensen, maar volgens Ehrlich stevenen we nog altijd af op de Apocalyps.
Medium gettyimages 141043662
Op een oktoberdag in 1990 vindt de Amerikaanse econoom Julian L. Simon een envelop in zijn brievenbus met daarin een cheque ter waarde van $ 576.07 en een lijstje met metaalprijzen. Er zit verder geen briefje bij, maar Simon weet onmiddellijk wie de afzender is. Tien jaar eerder had hij een weddenschap afgesloten met de bioloog Paul Ehrlich. De wetenschappers hadden geld ingezet op de prijsontwikkeling van vijf verschillende metalen: tin, chroom, koper, nikkel en wolfraam.
Simon was ervan overtuigd dat de prijzen zouden dalen, voor Ehrlich leed het geen twijfel dat ze omhoog zouden gaan. Het initiatief kwam van de econoom: als Erhlich zo zeker was van de theorieën die hij luidkeels verkondigde, dan kon hij toch geen bezwaar hebben tegen een wedje? Hij mocht zelfs de metaalsoorten uitkiezen. Maar op het spel stond meer dan het prijspeil van grondstoffen – dat diende slechts als een graadmeter voor een veel wezenlijkere vraag: stevenen we af op de Apocalyps?
Dat was namelijk wat Paul Ehrlich met zoveel woorden had beweerd in zijn bestseller The Population Bomb: als we niet rap maatregelen treffen, is een catastrofe nabij. De eerste zin van het boek, dat in 1968 verscheen en in de drie daaropvolgende jaren maar liefst 22 (herziene) herdrukken zou krijgen, was een welgemikte klap in het gezicht van de lezer: ‘De strijd om iedereen op aarde te kunnen voeden is voorbij.’ Verloren, bedoelde hij: er zullen massaal mensen sterven. Volgens Ehrlich bevond de wereld zich in een sluimerende noodtoestand: er lopen te veel mensen rond op deze aardkloot en het worden er met de dag meer.
Het roekeloze tempo waarin mensen zich voortplantten zou volgens Ehrlich leiden tot een totale ineenstorting van de mondiale orde. Zolang de voedselproductie de explosieve bevolkingsgroei niet bij kon benen leek een ongekende hongersnood onafwendbaar. Binnen afzienbare tijd – een jaar of twintig schatte hij – zou de wereld vervallen in complete chaos. India dreigde te verworden tot een massagraf en het kon maar zo zijn dat Engeland in 2000 van de wereldkaart verdwenen was. Het enige wat nog soelaas kon bieden was het drastisch terugschroeven van het geboortecijfer, zo nodig met onorthodoxe maatregelen.
The Population Bomb is een dun boekje, eerder een activistisch pamflet dan een doorwrocht wetenschappelijk werk. De bioloog liet iedere professionele terughoudendheid varen om vol op het orgel te gaan. Mitsen en maren waren niet bruikbaar in een betoog dat uitdrukkelijk bedoeld was om de lezer tot actie aan te sporen. Het werd hem niet in dank afgenomen door collega’s die vreesden dat Ehrlich met zijn onbezonnen en boude waarzeggerij niet alleen zijn eigen geloofwaardigheid, maar ook die van de milieuwetenschap als geheel zou ondergraven. Het bleek een gegronde zorg.
Volgens Ehrlich verschuilden zijn beroepsgenoten zich te vaak achter onderzoeksrapporten of studiegroepen en verzaakten ze hun maatschappelijke plicht om alarm te slaan wanneer dat nodig was. Die fout wilde Ehrlich koste wat het kost vermijden: hij viel de lezer niet lastig met statistieken of cijfers, maar maakte zijn punt liever met doorzichtige, maar daarom niet minder effectieve literaire kunstjes. Hij schreef een fictief verhaaltje waarin de Derde Wereldoorlog in volle gang was. Hij bedacht hypothetische krantenberichten over een wereld geteisterd door hongersnood. En hij schetste een scenario waarin een gemuteerd virus miljarden mensen als een pestplaag uitroeide. De oorzaak van alle misère liet zich raden: ‘Too many people.’
Het was voornamelijk de toon die veel collega’s tegen de borst stootte, niet zozeer de onderliggende kerngedachte. In feite deed Ehrlich immers weinig anders dan het herkauwen van het welbekende argument van Thomas Malthus. De misantropische demograaf had in 1798 in An Essay on The Principle of Population exact dezelfde waarschuwing de wereld in gestuurd, zij het in minder hysterische bewoordingen. Ook liep Ehrlich perfect in de pas met de Club van Rome, die in het publicatiejaar van The Population Bomb werd opgericht – met dit verschil dat Ehrlich de complexe grenzen-aan-de-groei-problematiek reduceerde tot één simpele variabele: bevolkingsgroei.
Het kwam de kracht van zijn boodschap ongetwijfeld ten goede: de angst voor overbevolking die eind jaren zestig sluimerde in de Verenigde Staten, werd aangewakkerd door het behapbare boek van Ehrlich. Het succes lanceerde hem als een populaire mediafiguur: hij mocht meer dan twintig keer aanschuiven bij The Tonight Show van Johnny Carson om op nationale televisie de noodklok te luiden. Bezorgde burgers verenigden zich al gauw in actiegroepen die met Ehrlichs boek als manifesto pleitten voor ‘zero population growth’.
Bij barmhartige humanisten deed The Population Bomb de haren ten berge rijzen. Qua oplossingen ging Ehrlich een stuk verder dan Thomas Malthus en de meeste neomalthusianen. Hij deinsde niet terug voor remedies die op het randje waren, misschien wel net erover. De Verenigde Staten moesten volgens hem beginnen met binnenshuis orde op zaken te stellen. Dat betekende flink belasting heffen op kinderen, het opstellen van ‘zwarte lijsten’ van grote gezinnen en massale sterilisatieprogramma’s. Het idee om een stofje toe te voegen aan het drinkwater zodat mensen minder vruchtbaar zouden worden wees hij af omdat het technisch onhaalbaar was, niet omdat het moreel verwerpelijk was. Ehrlich vond dat zijn thuisland ook internationaal het voortouw moest nemen door andere landen tot geboortebeperking te manen. En als dat niet goedschiks lukte, dan mocht het best kwaadschiks. Staten die weigerden mee te werken, verdienden geen voedselhulp – de keuze was simpel: steriliseren of verhongeren.
Misantropie ligt soms op de loer bij fanatieke milieuactivisten, daarvan is Ehrlich een schrijnend voorbeeld. Eigenlijk waren mensen in zijn ogen maar een achterlijke diersoort: als je ze hun gang laat gaan, helpen ze zichzelf de vernietiging in. Maar gelukkig waren er visionairen zoals hij die het gevaar tijdig signaleerden. Restte nog het probleem van de onkundige politici die weigerden het ongemakkelijke verhaal te vertellen en onpopulaire maatregelen te treffen.
Staten die weigerden mee te werken, verdienden geen voedselhulp – de keuze was: steriliseren of verhongeren
Zo kreeg een pleidooi voor geboortebeperking al snel akelige kantjes. Democratie en mensenrechten kunnen obstakels zijn wanneer drastische actie wordt gevraagd. In India werden vrouwen in de jaren zeventig op grote schaal tot sterilisatie gedwongen. Het kon op instemming rekenen van Ehrlich: als vrijwillige maatregelen niet werken is dwang geoorloofd. Of zoals hij in The Population Bomb schreef, nadat hij bevolkingsgroei met kanker had vergeleken: ‘De operatie vereist ingrepen die ogenschijnlijk wreed en harteloos zijn. De pijn kan hevig zijn. Maar de ziekte is al zo ver gevorderd dat de patiënt enkel met een radicale operatie nog kans maakt om te overleven.’
Voordat Ehrlich zich ontpopte tot onheilsprofeet was hij een bioloog die onderzoek deed naar vlinders. In de natuur zag hij hoe ecosystemen verwoest werden wanneer een soort te dominant werd. Tijdens een reis door India, waar hij ‘als in een nachtmerrie’ werd opgeslokt door een krioelende mensenmassa, daalde het ‘emotionele besef’ in dat de menselijke voortplantingsdrift op hol was geslagen.
Dat de metaalprijzen zouden stijgen was voor Ehrlich dan ook een no brainer: als de wereldbevolking toeneemt, zal de vraag naar natuurlijke hulpbronnen groeien, en aangezien die voorraad per definitie beperkt is gaat de prijs omhoog. Economics 1.01, zou je denken. Maar Ehrlich verloor de weddenschap.
De fout die Ehrlich maakte, zou uitdager Julian Simon later beweren, was dat hij mensen bestudeerde alsof het insecten waren. Maar wij zijn inventieve wezens die oplossingen verzinnen wanneer we met een uitdaging geconfronteerd worden. De massale hongersnood die Ehrlich voorspelde bleef uit dankzij nieuwe landbouwmethoden: de groene revolutie had de bevolkingsbom ontmanteld.
Naarmate de Apocalypsloze jaren verstreken groeide de controverse rondom The Population Bomb. Het duurde niet lang voordat zijn concrete voorspellingen eenvoudig konden worden weerlegd. In India voltrok zich geen humanitaire ramp, maar een razendsnelle economische ontwikkeling. Het jaar 2000 kwam en Engeland stond nog steeds op de kaart. Wie het boek nu leest zal vermoedelijk meesmuilend het hoofd schudden. Ten tijde van Ehrlichs schrijven moest de wereldbevolking de drie miljard nog passeren, inmiddels telt de planeet ruim zeven miljard bewoners. En ondertussen nam honger af en stegen de levensstandaards.
De weddenschap tussen Simon en Ehrlich – historicus Paul Sabin schreef er in 2013 het boek The Bet over – staat symbool voor een intellectuele twist die nog altijd voortduurt. Ook vandaag de dag staat in het milieudebat het kamp neomalthusianen (oneindige groei op een eindige planeet is onmogelijk) tegenover degenen die erop vertrouwen dat het creatieve vernuft van de mens uitkomst zal bieden wanneer puntje bij paaltje komt. Door zichzelf te overschreeuwen heeft Ehrlich zijn ideologische medestanders een slechte dienst bewezen. Zijn missers worden een kleine vijftig jaar na dato nog altijd gretig aangegrepen om de malthusiaanse mythe eens en voor altijd te ontkrachten.
Een mea culpa van Ehrlich kwam er tot op heden niet. Regelmatig wezen journalisten hem in interviews op fouten, daar kon hij toch moeilijk omheen? Zijn respons is volhardend, op het koppige af: critici moeten niet zo pietluttig doen over die specifieke voorspellingen, de centrale these staat nog altijd recht overeind. Sterker nog: ze is gemeengoed geworden, alleen is nu niet hongersnood maar een catastrofale klimaatontwrichting het dominante doemscenario.
Dat mag dan kloppen, het zijn juist de doldrieste prognoses die Ehrlich (en alle malthusianen met hem) kwetsbaar maakten. Bevolkingsgroei is een numbers game, schreef Ehrlich in The Population Bomb, maar de toekomst laat zich niet voorspellen met rekensommen. Doordat hij de nuance weigerde ten faveure van een simplistisch alarmisme kan de bioloog nu worden uitgemaakt voor een charlatan. Nu sommige landen kampen met vergrijzing (onderbevolking dus) laten critici de kans niet onbenut om Ehrlich zijn ongelijk nog eens flink in te peperen. Journalist Jonathan Last, die een boek schreef over de gevaren van een dalend geboortecijfer (What to Expect When No One’s Expecting), noemde The Population Bomb ‘het meest spectaculair foute boek ooit geschreven’ en bestempelde de auteur als een ‘gevaarlijke clown’.
In plaats van zijn toon te matigen om de achterliggende ideeën te redden, doet Ehrlich er de laatste tijd nog een schepje bovenop. Terwijl eerdere bondgenoten hem al in de steek hebben gelaten en hun eerdere stelligheid betreuren, beschouwt Ehrlich zichzelf nog altijd als de Cassandra van de milieubeweging. In een interview met The New York Times, 47 jaar na de verschijning van The Population Bomb, toont hij zich niet onder de indruk van alle kritiek: ‘Als ik het boek vandaag zou hebben geschreven zou mijn toon alleen maar apocalyptischer zijn.’

Boeken die ons boos maakten
Soms is een boek als een vinger op een zere plek, die de lezer boos, verontwaardigd of gekwetst laat opspringen. Doet het boek dan iets heel erg fout, of juist iets goed? Deze zomer herleest De Groene de naoorlogse boeken, fictie en non-fictie, die ons deden opschrikken en het boek door de kamer lieten smijten, van Nabokovs Lolita tot The Bell Curve van Murray Herrnstein. Was de verontwaardiging aan een specifieke tijd en moraal gebonden, of blijft ze vandaag nog steeds overeind?

Beeld: The Tonight Show. Dr. Paul Ehrlich (links) en Johnny Carson, jaren zeventig (Gene Arias / NBC / NBCU Photo Bank / Getty Imag

Geen opmerkingen:

Een reactie posten