Mismatchziekten. Met dat
woord staat het nieuwste boek van evolutiebioloog Daniel Lieberman vol.
En de mens zit er maar mooi mee, met die mismatch. Hij mist een geschikt lichaam om mee te zitten, om niet te bewegen en om heel oud mee te worden.
Diabetes,
verharde slagaderen, rugpijn, bijziendheid, botontkalking, het zijn
kwalen waar de mens mee te maken heeft gekregen sinds hij stil achter
een bureau zit, of een machine bedient, en oud wordt. Sinds een eeuw
ongeveer. Met een lichaam dat geëvolueerd is om een paar uur per dag
hard te lopen.
Evolutiebioloog Daniel Lieberman neemt in zijn boek
een lange, aangename aanloop naar het mismatch-probleem. Hij begint 6
miljoen jaar eerder, toen onze voorouders het bos verlieten en er anders
uit gingen zien dan de voorouders van de tegenwoordige chimpansees.
Lieberman
is in de wetenschap bekend als baas van de afdeling menselijke
evolutiebiologie van Harvard University. In zijn boek laat hij zien wat
er in de loop van 60.000 eeuwen (300.000 generaties) veranderde aan
schedel, herseninhoud, kaken, kiezen, armen, benen, borstkas en rug en
voeten van opeenvolgende soorten mensachtigen. Vooral voor voeten heeft
hij belangstelling. Lieberman is beroemd als de
hoogleraar-die-op-blote-voeten-hardloopt.
In al die eeuwen
evolueerde langzaam de ideale jager-verzamelaar die knollen at, en
vruchten, noten, zaden en vis. Die na uren hardlopen een dier zo
uitputte dat hij het kon vangen en doden. En die voldoende hersenen had
om te onthouden op welke plaatsen het jaar rond eetbare planten te
vinden waren, en om met anderen samen te werken. Die vuur gebruikte om
zijn voedsel te garen, zodat de noodzaak om dagelijks urenlang te kauwen
verdween.
En toen het lichaam van die mens mooi aan zijn
levensgewoonte was aangepast, werd hij boer. Lieberman rekent voor dat
de landbouwers eenvoudiger aan hun calorieën kwamen dan de
jager-verzamelaars. Ze konden meer kinderen grootbrengen. Die overgang,
ruim 10.000 jaar geleden, leverde meer mensen op. De landbouwers
veroverden de wereld. Maar het voedingspatroon werd veel eenzijdiger:
granen, zuivel en wat groente en vlees. Dat kon makkelijk gebreksziekten
geven door vitamine- en mineralengebrek. Ook kregen die boeren relatief
veel zetmeel binnen. In onze mond valt zetmeel uit elkaar in suikers.
En op suiker groeien mondbacteriën die tandgaatjes veroorzaken. In
gebitten van de vroegere jager-verzamelaars zitten vrijwel nooit
gaatjes. In die van vroege landbouwers zijn ze heel gewoon.
Natuurlijk,
ons lichaam evolueert nog. Geen twijfel over mogelijk. Maar de
culturele evolutie, schrijft Lieberman, gaat veel sneller. Die hersenen
van ons kunnen nogal wat. Verbanden leggen. Kennis opslaan. Nieuwe
dingen bedenken. En met machines en onze multifunctionele handen kunnen
we die ook maken. De lichamelijke evolutie kan de culturele evolutie met
geen mogelijkheid meer bijbenen.
In de loop van het boek herhaalt
Lieberman zijn boodschap over mismatch-aandoeningen wat vaak. Gelukkig
blijven er tussendoor nieuwe inzichten komen en ruimt hij hier en daar
een fabel op. De lage rugpijn die veel mensen kwelt, wordt bijvoorbeeld
vaak toegeschreven aan ons rechtop lopen. Onze ruggegraat is gemaakt om
op vier poten te lopen – niet op twee benen – is het idee. Maar die
rugpijn komt vooral door het zitten, zegt hij. En is vooral een probleem
van de laatste decennia. Onze ruggen kunnen prima tegen staan en tegen
lichamelijke arbeid. Alleen in de uiterste gevallen (stil zitten en
zware eentonige arbeid) gaat het mis.